Een geruchtmakende affaire in Zeeland in 1697 betrof een veroordeling van Willem van Hille, commandeur van het fort Lillo van 9-1-1683 tot 28-2-1695 en daarna commandeur van Hulst in Staats-Vlaanderen. In juni 1694 verwierf hij commissie als adjudant-generaal van de koning-stadhouder Willem III. Op 8 augustus 1697 besloten de Staten van Zeeland hem uit Zeeland te verbannen omdat hij had gevochten met Carel de Bils, heer van Coppensdamme en vertegenwoordiger van de stad Tholen in de Gecommitteerde Raden van Zeeland en in de Admiraliteit van Zeeland, en deze “sware en periculeuse quetsuren” had toegebracht. Zijn verzoek om weer tot dit gewest te worden toegelaten teneinde hoognodige zaken te kunnen regelen werd op 8 april 1700 door de Staten van Zeeland toegestaan. Hij overleed korte tijd later; zie voor hem verder: http://www.hanleune.nl/lillo-en-liefkenshoek/84-repertorium-lillo-liefkenshoek-1585-1786 (namen G-O, p. 204-205).
In de Staten van Zeeland is over deze affaire als volgt gedelibereerd en besloten.
Zeeuws Archief, Notulen van de Staten van Zeeland 1697-1698, inv. 128
7 augustus 1697
De heeren Gedep. der Stadt Tholen, ter Vergaderinge present, hebben in name vande heeren hare principalen eerst by monde gerepresenteert en daer naer schriftelyck ingegeven de propositie hier naer volgende geinsereert.
De presente Gepeputeerde vande Stadt Tholen vinden sigh gelast aende Tafel van U Ed. Mo. te representeren dat de heeren haer principalen bericht ontfangen hebbende vande attacque op haren Gecommitteerde Raet Carel de Bils heere van Coppensdamme, door Willem van Hille Capiteijn van een compagnie te voet staende ter repartitie van dese provincie ondernomen ende daer opgevolghde sware en periculeuse quetsuren denselven heer van Coppensdamme geinfligeert ter oorsake van welcke hij genootsaeckt is het bedde te houden der gemelte hare Gedeputeerde hebben gelast het voors. faict ter Vergaderinge van U Ed. Mo. bekent te maken ende bevorderen dan daer omtrent soodanige ordre werde gestelt ende satisfactie becomen. Als ten securiteijt vande regeringe en vanden selver respective Gedeputeerde ter Vergaderinge vande heeren Staten, ende tot reparatie vanden hoon en straffe van soodanigen onderneminge bevonden dal werden te behooren Ter voldoeninge van welcke last de gem. Gedep. U Ed. Mo. voordragen dat op dincxdach den 30 der voorlede maent Julij omtrent twaelff uijren den heer van Coppensdamme en gemelten Willem van Hill alhier in het hoff van Zeelant met vele heeren vande regeringe en andere te samen staende onder eenige discourssen een pas a twee vande andere sijn geelvigneert geworden, waer op gemelden van Hill over verscheijde saken querel moverende en onder andere mede over de conditie die hij van Hill meijnde den heer van Coppensdamme als Gecomm. Raet ter Admiraliteijt niet nae sijne sinnelijckheijt gehouden te hebben in ende omtrent seker proces tegens den Advocaet fiscael gehangen hebbende voor den raet ter Admiraliteijt die hem hadde gecalangeert als in dese Landen met sijn Jacht ingebracht hebbende verbode fransche wijnen en Brandewijnen. Dat daer op den voors. van Hill onder de havicheijt van discourssen trachtende de nae bij staende heeren te ontgaen en den voors. heer van Coppendamme die hem sochte in alles contentement te doen op alle wijsen trachtende te brengen in een emportement hem verghde alleen tusschen vier oogen te spreken dan de heer van Coppensdamme door die bejegeningen eenichsints geemporteert, met hem uijt het hoff en tot buijten de Stadt gegeaen sijnde dan niet anders bij sich hebbende als eenen kleijnen degen sonder defensie ende parade, soo als de politijcquen gewoon sijn te dragen, en vervolgens niet sufficant omme tegens een langh kloeck en aengesett rappier van een militair in actie te comen, ende daerom niet verwacht hebbende op soo eene maniere en ongelijcke wapenen tot een gevecht te sullen worden geforceert dat echter den voors. van Hill bestaen heeft in eene extremiteijt van emportement te seggen treckt … <zijn?> rappier en niet tegenstaende de expresse en hooge protestatien vanden heer van Coppensdamme dat hij van Hill sijn doen voor Godt niet conde verantwoorden dan hij aen hem van Hill geene redenen hadde gegeven en aen hem heere van Coppensdamme het grootste ongelijck vande Wereld quam aen te doen, te meer om dat hij hem met soo ongelijcken geweer wilde attacqueren dat hij des alles niet tegenstaende den voorn. heer van Coppensdamme op het krachtighste heeft geforceert sijn rappier uijt te trecken, en met soo ongelijcken geweer sigh te moeten defenderen als vreesende andersints sonder tegenweer van hem van Hill mishandelt en gegrieft te worden, waer op gevolcht is dat hij van Hill den heer van Coppensdamme eerst heeft geinflicteert een wonde boven de kneuckel vanden rechter duijm, waerdoor eene ader en zenuwe is afgestocken, en daer nae noch eene inden rechter arm even boven de Elleboogh heel diep tot bij de oxel ingaende, ende eijndelingh noch eene inde hant ingaende tot tuschen de zenuwen vant gewricht vande hant, door welcke laetste de kracht vande hant soodanigh was gebroken dat aenstonts het rappier daer uijt viel hebbende met vele force t’elckens gepousseert ende niet opgehouden voordat sijne parthije onmachtigh was omme langh het rappier inde hant te houden pretenderende doen selfs noch nadere satisfactie.
Ed. Mo. heeren de heeren Onse principalen die sake in overweginge hebbende genomen considereren die als eene affaire van verre uijtsien ende dangereux gevolgh reguard genomen dan den voors. van Hill sijnde in militaire dienst ende speciale besoldinge van dese provincie dat die stotheijt heeft genomen hier int hoff ende als int aensien van U Ed. Mo. een aenvanck van qurel te maken ende voorts t’selve vervolgende met de wapenen te attacqueren een persoon niet alleen sijnde een Lith van hare regeringe ende wegens deselve becleedende het Ampt van Gecommitteerde Raet van Uwe Ed. Mo. en die by alle die hem kennen de reputatie heeft van humeur te wesen om niemant ongelijck off leet aen te doen, maer die oock daer benevens op desen selfden tijt is Gedeputeert ten desen Uwe Ed. Mo. Vergaderinge en meijnen dan de publijcque securiteijt ende het respect vande regeringe ten hoogsten vereijscht dat de respective regenten soo in policie als justicie secuur sijn tegens insultes en faitelijcke onderneminge van wrevelmoedige menschen, ende niet subject moeten wesen, selfs niet ter oorsaeck van particuliere verschillen veel min ter respecte van derselver gedragh in policie off justicie voor ’t rappier te worden geoordert, en noch min de facto geattacqueert; Die geven U Ed. Mo. in bedencken off niet yder integrerent Lith van Uwe Ed. Mo. Vergaderinge gehoont wort in diergelijcke saken aen hare Gedeputeerde gedaen, ende offt oock niet dese U Ed. Mo. Souveraine Vergaderinge en Corps beledicht wort in soodanige insultes ontrent de Gedeputreerde deselve vergaderinge composerende ondernomen en bijsonderlijck dan wanneer in het hoff tot het waernemen vande besoignes sigh bij de hant vinden. Ende vervolgens soo versoecken de gemelde Gedeputeerde uyt naem vande heeren hare principalen dat U Ed. Mo. daer omtrent soodanigen dispositie gelieven te stellen als U Ed. Mo. naer derselver gewoone wijsheijt tot securiteijt van de respective Lenden vande regeringe int generael ende van Uwe Ed. Mo. Vergaderinge int particulier ende omme deselve tegens soodanige insultes a couvert te stellen, mitsgaders tot reparatie van soodanigen belediginge ende betoogh van ressentiment over deselve sullen oordeelen te behooren.
Actum Middelburch den 8 augustij 1697 was getekent Nicolaes Duurandt, Livinus van Vrijberge, J.P. Rethaen, F. Turcq.
Welcker lecture ter Vergaderinge wesende gehoort en het voors. geproponeerde daer op vervolgens zijnde gebracht in deliberatie, hebben alle de Leden eenparich betuijght niet hoe grooten surpriusse en aenstoot dit voorgevallene bij haer wierde vernomen niet alleen begonnen op het hoff door een Officier deser repartitie die nu soo veel jaren aenden anderen, in verscheijde occasien van haer Ed. Mo. gunst heeft geprofiteert maer selfs niet ontsien aen te leggen tegens een vande heeren hare Gecommitteerde raden te dier tijt mede een Lith derselver hooge Vergaderinge composerende waeromme haer Ed. Mo. niet en connen of mogen stilstaen, daer over te betoonen haer rechtvaerdich ressentiment, dewijle nochtans haer gewoonte noijt en si geweest onverhoort ten principalen te disponeren. Wert bij deselve bevorens goetgevonden de voorschreve propositie en beklagh vande heeren van Tholen copielijck te stellen in handen van voorschreven Willem van Hill, met last en ordre binnen den tijt van acht dagen naer dat die sijnde kennisse sal gecomen sijn, de heeren Staten van Zeelant op den inhoude van dien te laten toecomen zijnde schriftelijcke verantwoordinge omme die gesien verder geresolveert te werden naer behooren. Wijders met eene gemeene bewilliginge van alle de Leden goetvindende gemelten Willem van Hill te gelasten soo als aendenselven geordonneert wert bij desen sigh bij provisie uijt den Lande van Zeelant te blijven absenteren tot haer Ed. Mo. naerder ordre waer van op dat deselve haer souden conde versekert houden aen alle de Officieren deser provincie de administratie van justicie aenbevelen, bij aenschrijvinge kennis sal werden gedaen, ten eijnde desselve yder soo verre haer district aengaet goet reguard mogen nemen en allerwege besorgen dat haer Ed. Mo. begeerte desen aendaende blijve opgevolcht en naergecomen.
23 september 1697
De heeren Gecommitteerde raden hebben ter Vergaderinge overgebracht het bericht van Willem van Hille, Commandeur van Hulst vanden 14 der voorleden maent Augustij ter obedientie van haer Ed. Mo. ordres vanden 8 daer bevorens, op de memorie by de heeren Gedeputeerde der Stadt Tholen ingesonden, en bij voors. notule breeder gementioneert, en is wegens de heeren van Tholen naer dat het selvige bericht ter Vergaderinge was voorgelesen, daer af copie versocht, om over den inhoude van dien te communiceren mette heeren principale die vervolgens aen deselve heeren en alle de andere Leden sal werden ter hant gestelt.
Zeeuws Archief, Notulen van de Staten van Zeeland 1700, inv. 130.
8 april 1700
Is gelesen de requeste van Willem van Hille, Colonel ter dienste vanden Lande, en Commandeur der Stadt Hulst, houdende hoe deselve nu van tijt tot tijt hebbende aengehouden, en op huijden nochmaels bij reciteratie versocht, ten eijnde het hare Ed. Mog. goede geliefte mochte sijn hem permitteren om ter verrichtinge van sijne hooghnoodige affaires daertoe acces in dese provincie te erlangen en dat vervolgens de ordres bij haer Ed. Mo. resolutie van 8 augustij 1697 jegens den suppliant gedecreteert mochten werden opgeheven, sigh by desen nochmaels op nieuws submitterende aen all het gene haer Ed. Mo. Naer deselver gewoone aequiteijt aengaende het gepasseerde souden gelieven goet te vinden; Waer op gedelibereert sijnde, hebben de heeren van Zzee verclaert, ’t voors. versoeck over te nemen omme op den Inhoude van dien te communiceren mette heeren hunne principalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten